Accredited Investor? We Have a Deal Available Right Now! Click Here to Schedule a Call and Get Full Access

Cassatie bevestigt geldigheid – Corporate Finance Lab



In een arrest van 2 december 2022 (zie hier) sprak het Hof van Cassatie zich expliciet uit over de automatische uittreding van een vennoot in een CVBA wegens verlies van hoedanigheid.

Het Hof oordeelde in het, overigens zeer beknopt, arrest dat de bepalingen omtrent de uittreding en uitsluiting van vennoten in een CVBA onder het W. Venn. niet in de weg staan aan een statutaire clausule die een automatische uittreding wegens verlies van hoedanigheid inschrijft.

Dit arrest is minder vanzelfsprekend dan het op het eerste zicht lijkt. De vraag stond onder het W.Venn. immers erg ter discussie in de rechtsleer. De geldigheid van zo’n statutaire clausule voor de CV werd voor het nieuwe vennootschapsrecht expliciet bevestigd in artikel 6:122 WVV. Het Hof hanteert dezelfde oplossing voor het oude recht.

Niettegenstaande de nieuwe duidelijke wetsbepaling, is de oude discussie voor het vigerend recht nog relevant. Daar bij komt dat zulke clausules nu ook kunnen worden ingeschreven in de statuten van een BV (art. 5:156,§2 WVV).

De onderliggende feiten aan dit arrest en de werkelijke inzet van de rechtsvraag zijn slechts in beperkte mate af te leiden uit het uittreksel van de voorziening in Cassatie. De statuten van Agicoa Europe Brussels CV (hierna Agicoa),een Belgische collectieve beheersvennootschap belast met het beheer van de rechten van Belgische en internationale producenten van audiovisuele werken, bevatten een clausule waaruit blijkt dat vennoten die niet langer een beheersmandaat aan Agicoa verlenen van rechtswege geacht worden uit te treden uit de vennootschap. Eén van de vennoten van Agicoa, Beheers- en Belangenvennootschap voor audiovisuele producenten (hierna BAVP), zou dit beheersmandaat hebben ingetrokken, waardoor haar automatische uittreding werd vastgesteld door de raad van bestuur van Agicoa. Het Hof van Beroep oordeelde dat deze statutaire clausule en haar uitoefening geldig is.

BAVP werpt als enige middel in Cassatie op dat uit artikel 370 (uitsluiting) en artikel 375 W. Venn. (automatische uittreding in geval van overlijden, insolventie, of onbekwaamverklaring) volgt dat een uittreding van rechtswege wegens verlies van hoedanigheid niet statutair kan worden voorzien. Dit is in essentie een herformulering van één strekking in de rechtsleer onder het W. Venn. die ervan uitgaat dat zo een clausule hoogstens gelezen kan worden als een uitsluitingsgrond onder artikel 370 W. Venn. Het Hof volgt BAVP zoals eerder vermeld echter niet in haar argumentatie.

Door de expliciete wettelijke aanvaarding van deze statutaire clausules onder het WVV, komt de beslissing van het Hof niet uit de lucht vallen. De argumentatie van BAVP en eventuele bezwaren tegen een uittreding van rechtswege wegens het verlies van hoedanigheid zijn echter niet onredelijk aangezien er wel degelijk bezwaren op te werpen zijn tegen deze statutaire clausule.

Een uittreding van rechtswege wegens verlies van hoedanigheid verschilt allereerst van de andere uittredingsgronden van rechtswege uit artikel 375 W. Venn. De uittredingsgronden uit het laatstgenoemde artikel zijn namelijk niet manipuleerbaar door de andere aandeelhouders: zij kunnen het overlijden, de insolventie of de onbekwaamheid van een aandeelhouder niet beïnvloeden. Dit ligt vaak anders bij een uittreding van rechtswege wegens verlies van hoedanigheid. Indien het verlies van hoedanigheid bijvoorbeeld doelt op het beëindigen van een bestuursmandaat of een operationele hoedanigheid binnen de vennootschap (bv. bij opzeg van een dienstverleningsovereenkomst), zijn het de andere aandeelhouders die de automatische uittreding kunnen afdwingen.

Bij een vennootschap met coöperatief gedachtengoed valt die uittreding van rechtswege te verantwoorden. We gaan ervan uit dat de hoedanigheid van de aandeelhouder in voorkomend geval doorslaggevend is voor (de toetreding tot) het aandeelhouderschap. In het voorliggende arrest, bijvoorbeeld, legt de wet zelfs een verplicht onlosmakelijk verband tussen een beheersmandaat enerzijds en het aandeelhouderschap van de vennootschap anderzijds op. Intuïtiever is de situatie waarin de aandeelhouder diensten afneemt of producent is en slechts om die reden aandeelhouder kan zijn. Indien deze “hoedanigheid” stopt, valt ook de stopzetting van het aandeelhouderschap te verantwoorden.

Voor vennootschappen zonder coöperatief gedachtengoed ligt dit dan weer anders aangezien het risico op misbruik van de automatische uittreding wegens verlies van hoedanigheid door de manipuleerbaarheid van de beëindiging van de hoedanigheid groter is. Die manipuleerbaarheid is uiteraard niet steeds aanwezig, denk aan de advocaat die geschrapt wordt van het tableau. In de gevallen waar die manipuleerbaarheid wel aan de orde is, krijgt de aandeelhouder die wordt geacht van rechtswege uit te treden echter een zeer laag scheidingsaandeel terwijl hij in de regel de legitieme verwachting had om te delen in de winst en goodwill van de vennootschap. Dit is extra relevant aangezien ook in de BV nu een uittreding van rechtswege wegens verlies van hoedanigheid kan worden ingeschreven (art. 5:156, §2).

Wanneer het verlies van hoedanigheid manipuleerbaar is, sluit de automatische uittreding functioneel gezien dan ook dichter aan bij een uitsluiting. Die uitsluitingsprocedures gaan echter traditioneel gepaard met extra waarborgen voor de uitgesloten aandeelhouder, zoals de kennisgeving aan de aandeelhouder, de tussenkomst van een orgaan van de vennootschap een hoorrecht en een uitdrukkelijke motivatie door de algemene vergadering van haar beslissing (zie art. 370 W. Venn., art. 5:155 WVV en art. 6:123 WVV). Dit is niet het geval bij de automatische uittreding, wat extra problematisch is voor de aandeelhouder die van rechtswege wordt geacht uit te treden.

Hoewel het voorliggend arrest dus een belangrijk discussiepunt beslecht, moeten de tegenargumenten goed in het achterhoofd worden gehouden bij een beoordeling van eventueel misbruik van de uittreding van rechtswege wegens verlies van hoedanigheid. Enkele elementen die hierbij relevant zijn, is (i) of de beëindiging van de hoedanigheid manipuleerbaar is, (ii) er sprake is van een echte coöperatieve vennootschap en (iii) of het scheidingsaandeel niet te laag is.




Source link

Related Articles

Article